Van Bankhanger naar Fit: Zo Overleef je de Eerste Weken Sporten

Inleiding

Je hebt het besluit genomen. Het is tijd. Volgende jaar januari duurt nog te lang. Je gaat sporten. Niet “af en toe een blokje om,” maar écht bewegen. Spieren kweken, conditie opbouwen, je lichaam terugwinnen. Je ziet het al helemaal voor je: een energiek, sterk lichaam, fluitend de trap op, fris wakker worden en misschien zelfs een beetje dat “Instagram fitte mensen”-gevoel.

Dan komt dag één. Je trekt je sportkleding aan, die al jaren een rustig bestaan leidde achterin de kast, en begint. Misschien ga je naar de sportschool, misschien trek je je hardloopschoenen aan, misschien volg je een workoutvideo in je woonkamer. Hoe dan ook: na tien minuten vraag je je af waarom mensen dit vrijwillig doen. Je hart bonkt, je benen branden en je ademhaling klinkt alsof je een stoomtrein probeert na te doen.

 Welkom bij de overgang van een sedentaire naar een actieve leefstijl.

Week 1: “Waarom doe ik dit ook alweer?”

De eerste dagen voelen als een aanval op je lichaam. Spierpijn op plekken waarvan je niet wist dat ze bestonden, een constante vermoeidheid en de prangende vraag: “Wordt dit ooit beter?” Je gewrichten kraken als een oud houten huis, je conditie blijkt dramatischer dan je dacht, en de trap op lopen voelt als een mini-expeditie naar de top van de Mount Everest.

Je lichaam protesteert niet zonder reden: je spieren krijgen ineens de opdracht om werk te doen, je hart moet wennen aan de verhoogde belasting en je zenuwstelsel probeert uit alle macht energie te besparen. Evolutionair gezien was het hartstikke handig om zuinig om te springen met energie. Maar jij leeft niet in een tijdperk waarin je moet overleven op een handje bessen en een mammoetsteak. Er is voldoende energie om te verspillen.

Je oergenen snappen geen bal van de science fiction wereld waar in ze leven.

Week 2: De Test

Dit is het moment waarop veel mensen afhaken. Je voelt je nog steeds geen superheld en je brein bedenkt briljante smoesjes om niet te gaan sporten:

  • “Ik moet luisteren naar mijn lichaam, en mijn lichaam zegt: blijf op de bank.”
  • “Sporten is vast niet goed voor mijn knieën. Of mijn hart. Of de planeet.”
  • “Ik heb vandaag al de trap gepakt. Dat telt ook, toch?”

Maar hier komt het geheim: als je nu doorzet, wordt het beter. Je lichaam begint zich aan te passen. Je hart en longen leren efficiënter werken, je spieren herstellen sneller en je uithoudingsvermogen neemt toe. Je loopt niet meer met een pijnlijk gezicht achteruit de trap af na leg day en je ademhaling klinkt minder alsof je net bent ontsnapt uit een brandend gebouw.

Week 3-4: “Hé, dit begint ergens op te lijken.”

Dan gebeurt het. Opeens voel je het verschil. Misschien is het subtiel: je merkt dat je zonder moeite langer doorloopt, je spieren voelen steviger, je wordt ’s ochtends iets energieker wakker. En dan, zonder dat je het doorhebt, gebeurt het grote wonder:

Je begint sporten leuk te vinden.

Ja, echt. Je hersenen zijn inmiddels begonnen met het belonen van je inspanningen met een cocktail van dopamine en endorfine. Je ervaart dat fameuze “lekker in je vel” gevoel waar sporters het altijd over hebben.

Je energielevels stijgen, je slaapt dieper, en je humeur is beter. En misschien, héél misschien, betrap je jezelf erop dat je zin hebt om te bewegen. Wie had dat gedacht?

De Beloning: een Betere Versie van Jezelf

Als je deze eerste weken doorstaat, is de kans groot dat je niet meer terug wilt. Sporten gaat niet langer over “moeten” het wordt een bewuste keuze waar je met plezier tijd voor maak. Je lichaam voelt sterker, je geest scherper en je dagelijkse leven makkelijker.

Het enige wat je moest doen, was niet opgeven in de eerste weken. Dus als je nu nog twijfelt, stel jezelf de vraag: waar ben je zo bang voor, dat je je beter gaat voelen?

Bart Goud
Bart Goud
Artikelen: 90